Frank Jan van Wingerden

03 Essay

 

Is het orgel wel een muziekinstrument? Is het geen machine? Of een systeem?

Het wordt in ieder geval door een windmachine aangedreven. De meeste andere instrumenten worden met de energie van de bespeler gevoed door adem en/of spierkracht. Ooit was het orgel samen met de molen en het uurwerk wat de computer nu is: Het meest ingewikkelde waartoe de mens toen in staat was. Het is een heel wonderlijk apparaat. Een mechanisch koor eigenlijk waarbij ieder koorlid (lees orgelpijp) maar één toon kan zingen hoog of  laag, hard of zacht, scherp of juist dof, om beurten en tegelijk in allerlei combinaties.

Dit laatste is juist  kracht van het orgel er kan zo heel veel tegelijk. Vijf, zes of zeven stemmen tegelijk spelen kan! Handen en voeten kunnen daar bij worden ingezet. Daar tegenover staat dat de toon van het orgelgeluid tamelijk star is. Je kunt als organist niet zo als een zanger of hoboïst heel expressief te werk gaan van hard naar zacht. De toon laten aanzwellen en afnemen. De zanger of instrumentalist kan slechts een stem tot klinken brengen maar wel met het hele lijf zingen of spelen. Met eigen energie. Dat geeft veel mogelijkheden tot uitdrukking, expressie en dynamiek. Het orgel heeft wel het voordeel dat het telkens anders kan klinken door klavierwisselingen en/of registratie.

Anders gezegd: of veel stemmen met weinig mogelijkheden tot expressie van elke stem of één stem met juist heel veel uitdrukking. Het orgel zit duidelijk in de eerste categorie! Het sterker aanslaan van een toets op een orgel heeft geen zin. De toon komt zoals hij komt maar je kunt hem wel schier eindeloos aanhouden. Dit maakt het orgel ook wel zeer geschikt voor de begeleiding van de gemeente of koor omdat de zangers tot het einde van de toon steun hebben van het orgelgeluid.

Tonen hebben hierdoor ook een duidelijk einde. Ook dat is bij de ondersteuning van zangers een plus. Een piano is  voor een grotere groep zangers minder geschikt want de toon dooft uit. De organist moet het dus helemaal hebben van de timing (tonen uitstellen of iets eerder spelen) en van aan elkaar of juist los of een beetje los spelen. Hierom wordt het orgelgeluid ook wel objectief genoemd (want: niet door de speler beïnvloedbaar in sterkte) en moet de organist om muzikaal te spelen ook vooral zijn verstand gebruiken om zijn gevoel naar het orgel te vertalen. Een sterk maatgevoel is dan ook zeer nodig.

Het orgel is dan ook bij uitstek geschikt voor meer `objectieve` muziek, die een min of meer een monumentaal karakter heeft. Daarvoor leent het zich meer dan voor het uitdrukken van strikt persoonlijke expressie.

Van de luisteraar vergt dit instrument hierdoor ook meer. De luisteraar moet iets actiever luisteren dan bij andere instrumenten om het orgel te `verstaan`. Conclusie: het is alleen een instrument als er met beleid op gespeeld wordt. Het instrument vereist een heldere visie om aan de starre klank toch een duidelijke richting te geven in een muziekstuk met al zijn geledingen om het zo `verstaanbaar` te maken 

De saxofonist, Wim Millenaar, valt natuurlijk in de tweede categorie!